WAAR ZIJ WEL WOONT. 104 Waar zij wel woont, de schoone maagd, Die mijne liefde won? Waarom, mijn vriend, mij dit gevraagd, Daar men 't wel raden kon. ,,'t Is zeker dan in een paleis, «Dat uwe schoonheid troont; «'t Getuigt van weelde en rijkdom dan, «Het huis, dat zij bewoont? In voorspoed werd zij opgevoed «Nu een' vorstin gelijk, «Beheerscht door schoonheid en door praal, «Zij allen, arm en rijk? «Of 't is slechts een bouwvall'ge hut, «Waar uwe schoonheid troont; «'t Getuigt van arrnoè, rampspoed dan, «Het huis door haar bewoond? «Haar rijk is dan niet groot op aard, «En ach, 't is dan zeer klein; »'t Getal van hen, die zij beheerscht; «Gij zult wel de eerste zijn!"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1880 | | pagina 236