107
door u ,,gevoorschoend" waren weèr zoo goed
als nieuw, en mijn oudste jongen heeft nog nooit
zulke sterke y eterlaar zen gekregen als van u.
Steeds zijt ge zoo trouw bij uw leest gebleven;
nooit hadt gij ruzie met de buren in uw anders
zoo ruzieachtig straatje. En toch stondt ge stand
vastig bij uw leest als ge beweerdet dat de reparatie
van een schoen niet meer de moeite waard was.
Hoe flink hebt ge u gehouden, toen uw oudste
zoon, van den hoogen steiger gevallen, voor dood
bij u werd gebracht en ge dit aan uwe vrouw moest
mededeelen. De arme jongen kreeg een houten been,
en werd een renteloos kapitaal, waarvan het onder
houd u veel geld kostte. Met hoeveel liefde hebt
gij dien zoon het leven veraangenaamdhoe zorg
vuldig werd door u de voor hem drukkende gedachte
weggenomen, dat hij u tot last was. Eiken dag
hield ge wat langer uw grijs hoofd over uw werk
gebogen, wat langer ging de pekdraad door het
leêr, om hetgeen vroeger die zoon verdiende, te
vergoeden.
Maar ge hebt vooral mijne vriendschap gewonnen,
bij den dood uwer vrouw, uwe trouwe en flinke
levensgezellin, krachtig en moedig van geest, maar
zwak van lichaam. Aan haar ziekbed hebt ge weken
lang gezeten, en als ge dan bezig waart aan een
paar laarzen, ,,die mijnheer van avond terug moest
hebben, gerepareerd of anders maar zoo, want er
waren nog wel meer schoenlappers," en ge hoordet
het pijnlijke zuchten uit het ziekbed, door de steeds
geopende deur der kamer, die aan de werkplaats
grensde, o, dan moest ge immers de zieke helpen