112
Hoe zien wij er uit in 't mouwvest,
Waar m' ons in gestoken heeft
't Heeft veel van liet buis eens schepers.
Waar het schapendom voor heeft
En die langgewenschte sabel
Foeiwat weegt dat stalen ding
Heel de linkerzij hangt over,
Als wij gaan, tot oefening
't Jong kadetje gaat spanseeren,
En wou graag in een café
Even een partij biljarten,
Maar 't behoeft niet, neen, o wee
Ginder ziet hij een collega,
Maar van hooger studiejaar,
En druipstaartend gaat hij henen,
Want die lieeren zijn geen baar
De avond, eind'lijk, is gekomen,
En men gaat met loome schreên,
Na gebed en avondeten
Ramplanplan ter slaapzaal heen.
Ieder zoekt zijn eigen mandje,
De cadet-sergeant houdt wacht!
Algemeen gesnork, wat blief je?
Vrienden 'k wensch u goeden nacht