124
waarop ik met groote, vette letters las: „Aanbe
steding." Iets lager werd gesproken van „het
slechten en het verwerken van den grond der over
geblevene vestingwerken van Breda"van „het
beheer der genie"van „bestek en teekening"
van „aanwijzing", enz., enz.
O, ik begreep het maar al te goed het vandalisme,
waarover op de Academie al zoo lang gemopperd
was, zou eindelijk geschieden de Academie zou
hare wallen verliezen. Van daar dan mijne belofte,
toen ik wakker werd,van daar mijn besluit om
enkele regels aan de herinnering van die wallen
te wijdenregels alleen en geheel over die wallen
sprekende en die zoowel als eene Henriade en eene
Jobsiade ook eene iade zouden vormen; neen, niet
ééne, maar twee gelijktijdig; het zou eene jeremiade
en eene walliade zijn, een klaaglied en een gedenk
schrift te gelijk.
De Academie zonder wallenHelaas, mijne pen
schiet te kort om zooveel jammer te beschrijven
Waarom hebben ze dan zoo lang weêr en wind
getrotseerdwaarom zijn ze zoo grijs geworden, en
waarom hebben ze zoo vaak met onvermoeiden ijver
hun best gedaan, ons ieder jaar nog jeugdig groen
te toonen? Driewerf helaas! hun groen en hun
grijs gaan ons verlaten, en onze eeuw van arbeid en
vooruitgang zal hunne waardigheid niet ontzien.
Maar er is nog veel meer te klagen.
O gij, die wilt, dat ze onder het beheer der Genie
bezwijken zullen, valt het u dan niet in, dat het groot
ste onderscheid tusschen Academie- en niet-Acade-
mie-offlcieren in ons legertje, bij de herinnering aan