127
(vergun me hier eene vreemde natie in te lasschen
Kaffers, Eskimoos of dergelijke) als dekomen,
doen we toch niets; dat volk, „waar alles dient,"
pakt ons toch in.
Ja maar, jonkers, dan zullen we ze toch ant
woorden; ja, want het is nu wel jammer, dat onze
walletjes weggaan, maar dan zullen we toch ant
woorden
1° „Mijnheer, als alle Nederlanders zulke lamme
kerels waren als de lui, die zoo denken, dan zou
u gelijk liehben,maar nu goddank nog niet.
2° Mijnheer, het is minstens heel onbeleefd, tegen
iemand, die besloten heeft, zijn leven misschien eens
voor uwe veiligheid tegen die Kaffers of Eskimoos
te wagen, op die manier te spreken, en
3° Mijnheer, uwe opinie is zoo gevestigd, dat
het in allen deele voordeelig zou wezen u de porte
feuille van Oorlog aan te bieden, waardoor zeer veel
kosten gespaard, zeer veel commissiën ontbonden
en zeer veel vellen papier onbeschreven gelaten
zouden worden."
Alzoo, we willen onze wallen wel afstaan, maar
we doen het alleen, omdat wij weten, waarvoor
het goed is, en we behouden ons het recht voor,
om er over te klagen, en hun grijs en groen nog
lang te herdenken.
En dan zullen we den laatsten dag, dat we er
er op mogen, nog eens met onze muziek voorop
„één walletje pakken" en hem een recht welgemeend
„hartelijk vaarwel" toeroepen.
Jan Maat.