Sterkte Militie.
De ingelijfden bij de nationale militie worden, in vredes
tijd, na een vijf-jarigen dienst ontslagen. Is de staat in
oorlog of in andere buitengewone omstandigheden, zoo kan
eene wet, jaarlijks te vernieuwen, hen tot langeren dienst
verplichten.
De lotelingen bij de militie te land en ter zee mogen niet
dan met hunne toestemming naar de koloniën en bezittingen
van het rijk in andere werelddeelen worden gezonden.
De lichting van het loopende jaar kan tot eerste oefening
hoogstens twaalf maanden onder de wapenen gehouden
worden.
Een loteling kan zijnen dienst doen waarnemen door een
plaatsvervanger of wel door een ander loteling, mits deze
laatste tot dezelfde lichting en provincie behoort.
Op i Juli 1879: Op 1 Juli 1879:
onder de wapens met onbepaald verlof Totaal.
Inf.
12167
23196
35363
Cav.
757
1305
2062
Art.
3418
4421
7839
Genie
285
741
1026
Te zamen
16627
29663
46290
Onder de sterkte van de inf. zijn begrepen 144 milicien-
serg., 2232 milicien-korporaals; onder die van de artillerie
222 milicien-korporaals.
C. Schutterijen.
Ieder ingezetene is van zijn 25ste tot zijn 35stc jaar dienst
plichtig bij de schutterij. Slechts de vijf eerste jaren doet
hij schutterlijken dienst, de vijf laatste jaren behoort hij
tot de reserve, welke in tijd van vrede geen dienst doet.
Dit doen van schutterlijken dienst heeft echter alleen plaats
in gemeenten van 2500 zielen en daarboven
In minder bevolkte gemeenten zijn rustende schutterijen.
De stei'kte wordt bepaald op twee man van iedere honderd
LXXXIU