zielen. De schutterij wordt verdeeld in drie bans. Tot den
eersten ban behooren de ongehuwden, alsmede de gehuwden
en weduwnaars zonder kinderen, tot den tweeden de ge
huwden en weduwnaars, die kinderen, doch geen talrijk
gezin hebben de derde ban bestaat uit de overige schutters.
In tijd van oorlog kan de eerste ban mobiel verklaard worden,
terwijl de tweede en derde ban alsdan in de vestingen of
tot plaatselijken dienst kunnen gebruikt worden.
Sterkte: De werkelijke sterkte van den eersten ban der
dienstdoende schutterij bedroeg op 1 Januari 1879 voor geheel
Nederland: 573officieren, 1053onderofficieren, 1060korporaals,
197 tamboers, 20557 schutters (actief) en 18274 schutters
(reserve), te zamen 41714. Hiervan hebben er 10672 vroeger
bij het leger gediend. Amsterdam telt 5, Rotterdam 3,
's Gravenhage 2 en 12 andere gemeenten ieder 1 bataljon,
te zamen 22 bataljons of 212 compagnieën. Voor den dienst
der vestingartillerie zijn bestemd te Brielle, Doesborgli,
's Hertogenbosch, Schoonhoven, Woerden, Zutphen, elke
plaats 1 compagnie; te Gorinchem, 's Gravenhage en
Helder 2, Utrecht 3, Dordrecht 4 en Amsterdam 6 com
pagnieën. De rustende schutterij bedraagt 89 bataljons; de
sterkte van den eersten ban met inbegrip van de reserve
76522 man.
Sterkte van de Landmacht op 1 Juli 1819.
Volgens bovenstaande getallen (die betreffende
staand leger en militie zijn genomen uit de sterkte
staten voor de oorlogsbegrooting 1880) bedroeg de
sterkte op 1 Juli 1879inf. 852 officieren en
39067 ond. en mind.; cav. 140 officieren en
2985 ond. en mind.art. 304 officieren en 9493 ond.
en mind.; genie 95 officieren en 1364 ond. en
mind., en staven en diensten 351 officieren. Te
zamen 1742 off. en 50809 ond. en mind. De eerste
LXXXIV