De depötbataljons bestaan uit 5, 5, 4 en 2 compagnieën en zijn resp. bestemd voor de le, 2e, 3e militaire afdeeling en voor Sumatra's Westkust. De sterkte bedraagt27 en 785, 27 en 900, 22 en 525, 12 en 340 officieren en minderen. Formatie van een veldbataljon1 luit.-kol. of majoor, 4 kapt., 13 luit:, 2 adj.-ond., 1 sergt-hoornbl.. 1 korp.-tamb., 1 korp.-hoornbl., 2 werklieden (korp.), 4 sergt-maj., 24 sergt., 5 fouriers, 24 korp., 2 tamb., 8 hoornbl., 258 fuseliers (Europ.) of wel 194 fuseliers (Europ.), benevens 30 of 20 niet-Europ. onderofficieren en korporaals en 226 of 324 niet-Europ. fuse liers tot eene totale sterkte van 18 officieren en 563 tot 588 minderen. B. Cavalerie. Bij Kon. Besluit van 16 Augustus 1873 zijn het regiment Oost-Indische cavalerie, de lijfwacht-dragonders en de djajang-sekars vereenigd tot één regiment cavalerie, bestaande uit een staf, zes veld-escadrons en één depöt-escadron op Java en een detachement te Makasser. De detachementen cavalerie in de residentiën Bantam, Cheribon, Samarang, Kacloe, Bagelen, Banjoemas, Soerdbaya, Kediri en Madioen zijn in hoofdzaak bestemd tot schraging van het civiel gezag. De detachementen te Soerakarta en Djokdjokarta zijn ter beschikking van den soesoehoenan en den sultan. C. Artillerie. Het personeel van het wapen der artillerie is samengesteld uit den staf der veld- en bergbatterijen, 9 compagnieën veld en bergbatterij, 7 compagnieën vesting-artillerie en 5 artillerie garnizoenscompagnieën. D. Genie. Bestaat uit een staf en het korps mineurs en sappeurs. Het korps is sterk: 2 compagnieën, terwijl tot de formatie nog behooren eene horpsschool en het depót der geniewerk lieden. Het depót vormt eene compagnie, die gecommandeerd wordt door den luitenant-adjudant. LXXXVI

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1880 | | pagina 92