m
deuren der Academie weder achter u hoordet dicht
vallen, als eene waarschuwing, dat na de „rust" het
„appèl" weder geslagen was en de tienmaandelijksche
„exercitie" op nieuw zou beginnen.
Op den avond van den 3icn Augustus waren de
Cadetten der 3 oudste studiejaren, met uitzondering van
hen die in het 2e jaar waren overgegaan, en van hen, die
in het ie waren gebleven weder allen op de Academie.
Wie den volgenden morgen de Cadetten had ge
zien zou er zich over verwonderd hebben, dat reeds
zoo spoedig de prettige vroolijkheiddie gelukkig
nog steeds ons corpsleven kenmerktweer boven
was gekomen en zij zich weder zoo spoedig in de
veranderde levenswijze hadden geschikt, zonderlang
te treuren over vervlogen genoegen, over verdwenen
genot. Zou dit niet een overtuigend bewijs zijn,
dat het Academieleven met al zijne moeiten, al zijne
verdrietelijkhedenal zijne kleine en groote teleur
stellingen toch nog zoo onaangenaam niet isals
wel eens wordt beweerddat het toch nog rijk ge
noeg is aan afwisseling om aan de vroolijkheid eene
eerste plaats daarin toe te kennen.
Reeds den isten September vertoonde ons corps
zich weder gewapend op de garnizoensparade, die
ter eere van de geboorte der Prinses Paulina werd
gehouden. Maakte de waarlijk verstikkende warmte
het vervullen van deze plicht ook dubbel moeilijk, de
meesten onzer waren toch verheugddat het ons was
toegestaan de parade bij te wonen; de opheffing van alle
straffen en de vergunning om 's avonds tot 11 uur uit
te gaan beloonden die moeite dan ook ruimschoots.
CII