REVEILLE,
Als nauw de morgenscheem'ring gloort,
Verschijnt de tamboer met zijn trommel;
Steeds nader komt het dof gerommel,
En roept tot elk 't bevelend woord
Reveille.
En nauwlijks hebben zij 't gehoord,
Of menigeen wordt geeuwend wakker;
En 't klinkt tot menig slaap'rig makker
En steedsals waar' 't eene echovoort
Reveille.
Dat is een toon, die nooit bekoort.
Staat op, gij slapers, laat die slagen
U snel dan uit de bedden jagen,
En hoort wat u tot arbeid spoort
Reveille.
Hijwien ter goeder uur de poort
Als officier eens werd ontsloten
Gedenkt nog vaak hoeonverdroten
Hem daag'lijks wekte 't zelfde woord
Reveille.
Baris.