x
J9
Een donkere wolkdie zich op het voorhoofd van
den jongen Nijman vertoonde, deed haar plotseling
ophouden en verwonderd zag zij hem aan.
„Tante", zeide hij somber, „u weet wel dat ik zoo
iets nooit zal zeggen; maar laten wij er liefst niet
verder over spreken."
Tantes verwondering vermeerderde niet weinig.
Zij begreep evenwel dat er iets moest zijn dat hem
hinderde maar zij bezat te veel takt om verder op
dit onderwerp door te gaan en op vriendelijken
toon zeide zij
„Ik denk dat je wel honger zult hebben. Je moet
je nog maar eens ferm te goed doen, want op reis
zul je niet veel tijd daarvoor hebben."
En zij noodzaakte hem om te eten, hoewel hij.
daartoe natuurlijk geen lust gevoelde. Er werd
weinig meer gesproken.
Oom, die het donkere gezicht van zijn neef ook
had opgemerktdurfde evenmin als zijne vrouw meer
over het weggaan te spreken uit vrees van Willem
te grieven. Louise, die als gewoonlijk naast Willem
zat, werkte ook niet hard mede óm het gesprek
gaande te houden. Haar gelaat was buitengewoon
bleek zoo bleek dat de heer van Olden haar vroeg
of zij niet wel was.
„Oh merci, Monsieur. Je me porte parfaitement
bienwas het antwoorden Willem zag haar even
aan; evenals den vorigen avond, sloeg zij ook nu
weder voor dien blik de oogen neder, als vreesde
zijdat hij daarin de ware reden van hare neer
slachtigheid zou kunnen lezen.