58
VIER MA A MP ER I ODEN.
I. EERSTE KWARTIER.
Verplaats u met uwe gedachten in eene helder
verlichte zaal, waar uwe reukzenuwen aangenaam
aangedaan worden door een mengsel van de welrie-
kendste geurenwaar uwe oogen geboeid worden
door vroolijke gezichten van jongens en meisjes,
welke wedijveren, om er het gunstigst uit te zien;
waar uwe ooren voortdurend bezig gehouden worden
door het woelig gebabbel en het blijde gelach van
deze aspirant-menschen. Verplaats u met uwe ge
dachten op een kinderbal: witte jurkjes, golvende
haren, glinsterende oogen, gloeiende wangen, ge
maakte lachjes -doen zij u niet denken aan de
prachtige baljaponnen, de tot een tuin gemaakte
kapselsde van liefde sprekende oogende zenuw
achtig of verlegen blozende gezichten en de coquet -
terie, (vergun mij het onhollandsche woord) welke
men op eene menschenpartij niet te vergeefs zoekt
Marie is verrukt met haar vol balboekje, terwijl
Dientje er rneê verlegen is, dat nog niemand haar
om een dans is komen vragen. Niet ten onrechte
wijt zij dit aan de mooie donkere oogen en zwarte
haren van Marie in verband met de zomersproeten,
die van haar gezicht een sterrenhemel maken, en