m
I
59
met de roode lokken, die haar hoofd bedekken.
„Maar/' vertelde zij den volgenden dag aan hare
mama, „zes van de twaalf dansen had Marie ook
met Frits van der Vught, anders zou ze ook wel
meer stil gezeten hebben.''
Marie Harmsen woonde op eene gracht, juist
tegenover de familie van der Vught, die zich in een
vrij aanzienlijken rijkdom mocht verheugen.
„Marie," zei Frits op een zekeren morgen tot
het lieve meisje, dat, van haar zesde jaar 'af eene
weesin een gezellig predikantsgezin als dochter des
huizes was opgenomen, „Marie, we loopen altijd
denzelfden weg naar school, altijd komen we tegelijk
aan deze brug, altijd wisselen wij hier een groet;
zoudt gij het oök niet gezelliger vindenals we in
het vervolg samen wandelden, ten minste als gij
zonder vriendin zijt, en mij evenmin een kennis
vergezelt?''
Marie lachte erg guitig, allerliefst, kortom zooals
meisjes dat alleen vermogen, en waardoor zij den
zonderlingsten invloed op jongensharten kunnen
uitoefenen. Maar ze vond het goedze zei het
wel nietmaar het was toch duidelijk te bemerken
al vond zij het wat „raar om zoo ronduit in eens
maar ja te zeggen.''
Het zal wel onnoodig zijn te vermelden, dat
Marie's vriendinnen en Frits' schoolmakkers altijd
achterwege bleven. Het was in de kinderwereld nu
eenmaal van - algemeene bekendheiddat Marie en
Frits altijd samen gingen, iederen morgen elkaar
opwachtten, elkaar ook 's avonds nog dikwijls spra-