m 'm. pg 60 ken, dat zij het in één woord samen „eens" waren. Maar het bleef niet alleen bij de kinderen; ook de ouders van hem en de huisgenooten van haar wisten het en dachten er het hunne van Frits kwam dikwijls aan de overzijde eene boodschap voor papa doen, en werd er dan altijd met open- armen ont vangen, omdat hij zoo'n goede jongen en vooral omdat hij altijd zoo aardig voor Marie was. Dat ging goed zoolang zij nog kinderen waren maar met de vermeerdering hunner jaren was ook eene verandering in den omgang van deze twee jeugdige menschen noodzakelijk. Niemand zou er op letten, of hij, als twaalfjarige jongen, haar in de kerk zat aan te kijken; niemand stelde er noemens waardig belang in, of hij er altijd voor instond, dat haar balboekje op alle partijtjes vol was, of dat hij haar dagelijks vergezelde. Integendeeldat samengaan had ook zijne gemakkelijke zijde voor hare huisgenootengeen dienstmeisje was er noodig om haar 's avonds van de dansles te haleneven min als een oppasser, om hare tasch naar school te dragen. Doch toen ze ouder werdenmoest die verhouding toch wat veranderen. Trouwens, als hij de wijde wereld in moest, en zij, o, bespot telijk overblijfsel der verouderde tijdenals zij aangenomen was, „uitging," dan zouden ze vanzelf wel minder aan elkander denken. Zoo sprak men doch Marie en Frits spraken zoo niet. Frits was dan op de jaren gekomen, dat hij eene andere richting aan zijne studiën moest geven, als hij ten minste de loopbaan wilde volgen, die hij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1881 | | pagina 178