f
m
i i
•m,
66
aan niets dan aan het gelukdat zij van concert
en balzaal verwachten." Doe jij mij nu eens een
goed middel aan de hand."
„Eén?" zegt de „Lange" na eenig nadenken, „ik
geef er je dadelijk twee."
,Mooi zoo, begin maar."
Spreek jij haar wel eens?"
„Ja wel, op casino's."
„En zijn jullie het samen eens?"
„Ik geloof wel; dat zij ook iets van mij wil weten,
maar zij ziet evenmin als ik kans om mij aan hare
ouders voor te stellen."
„Best. Nu spreek jij den eersten keer, dat je
haar ontmoet, met haar af, dat zij dan en dan gaat
wandelenen dat zij op eene afgesproken plaats
haar medaillon verliest, als gij achter haai* loopt.
Dan vindt gij het, steekt het in den zak en wacht
tot er eene advertentie in de courant komt:
VERLOREN
EEN GOUDEN MEDAILLON.
De vinderdie het bij den heer du Tour terug
brengt, zal genereus beloond worden.
Jij gaat er op een avond heen, vertelt dat jij het
gevonden hebt, en na verloop van eenigen tijd zul
je ondervinden, dat de belooning je grootste geluk
zal zijn."
„Potstausendja; dat is een uitnemend plan."
„Stil, nu zal ik je eene tweede list aan de hand
V
IV