7 o Eindelijk werd al zijne moeite beloondhet koude ijs gaf hem het middel het voorwerp zijner warme liefde in hare eigen omgeving te ontmoeten. Zwierend en draaiend zweefde hij op een frisschen wintermiddag over de gladde ijsvlakteniet weinig ingenomen met zijn „beentje over" en al zijne verdere kunstjesdie hij niet ongaarne aan de talrijke wandelaars en wandelaarsters liet zien. Het was dan ook duidelijk zichtbaar, hoe hij op ondubbelzinnige wijze zijn ongenoegen te kennen gaf aan een jeugdig rijder, die hem over de krul van zijne schaats deed vallen. Daar bemerkt hij op eens Cécile. Is zij op schaat sen? Zou ze kunnen rijden? Zou ze alleen zijn? Zou ze willen en zou ik durven Al die vragen dringen zich bij Frits open het antwoord moet dadelijk gegeven worden. Hij doet zijn uiterste bestom keurig en sierlijk haar nabij te komenen door haar gezien te worden. Van een kras, die hij juist voor hare voeten bij een draai in het ijs maakt, schrikt zijne blonde vriendin dermate, dat zij eerst als een schichtig paard achteruitkrabbelten eindelijk valt alsja, zooals men op het ijs alleen kan vallen. „O! mejuffrouw du Tour, duizendmaal pardon! Was het mijne schuld Ge hebt u toch niet bezeerd, hoop ik?" „Wel neen, volstrekt niet, mijnheer van der Vught," zegt Cécile, die bij het zien van haren papa welke naast haar staater dadelijk op laat volgen „mag ik u even aan mijn papa voorstellen? Papa, dat is mijnheer van der Vught, die over ons woont, en J

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1881 | | pagina 188