f
m
«5
S*.M
77
streken zijner lievelingsstad herinnert. Hij kijkt nog
eens Daar verrijst de toren voor zijn oognog
een eindje, en hij onderscheidt reeds de huizen; een
paar minutenen hij is aan het station
Reeds aan den avond van den dagwaarop hij in
de stad kwam, bracht Frits een bezoek aan de
familie, waar Marie eene uitstekende opvoeding ge
noot.
„Ik wilde weer eens gauw mijne oude overburen
komen opzoeken," zegt Frits, terwijl hij naar de
vrouw des huizes toesnelt.
„Zoo! dat vind ik aardig van je," klinkt het ant
woord.
„Hadt je," zegt Marie een oogenblik later, „daar
ook nog al prettige overburen
Frits kon niets zeggen de angst, dat zij bekend
zou zijn met zijn schandelijk gedrag, belette het
hemhij knikte van neen en bracht het gesprek op
een ander onderwerp.
Marie zag er even lief uit als vroegerde eenvoud
stond op haar gezicht te lezen. Zij was nog geheel
dezelfde, en in Frits kon men nu ook weer den
zelfden van voorheen herkennen.
Eene avondwandeling gaf hem gelegenheid dit te
toonen, toen hij haar na een „gezellig avondje"
naar huis bracht.
„En, Marie! nu heb ik eene vaste betrekking,
zooals gij weet."
Dat zijn de eenige woorden, die ik uit al het
gesprokene op dien avond heb op te schrijven. De
lezer spare mij een verder verslag; hij heeft er