f- «5 99 TOT EEN BAA^ Hei, sinjeur, kom eens hier! Als ik me niet vergis, Geloof ik dat u mijnheer van Peuteren is. Ja, zie je wel, dat heb ik goed geraden; Je bent dan ook onder je kameraden Nog al kenbaar aan je miraculeuse gelaat, Datje, tusschen twee haakjes, allerbespottelijkst staat. Maar kerel, waar haal je zoo'n tronie van daan? Bij welk lid van je familie heb je dat opgedaan Gelijk je bij toeval op het een of ander nichtje? Dan heeft het kind waarachtig geen erg lief gezichtje. Of hoü je er misschien geen nichtjes op na Dan lijk je zeker op je overgrootmama. Enfin, dat zijn eigenlijk familiezaken, Waarmeê ik op het oogenblik weinig heb te maken. Maar ik wil je er alleen maar op doen letten, Dat je je gezicht in een min ernstige plooi dient te Want zooals je daar staat is het me wat al te kras, En het komt bovendien volstrekt niet te pas. Tegenover een oudje kun je wel wat vriendelijker kijken En al ben je ook kwaad, dan laat je dat toch niet zoo blijken. zetten 7 M.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1881 | | pagina 217