ft
r
"la
104
AAN DE ZUIDERZEE.
Aan Uaan Uo Zuiderzee
Aan U wijd ik mijn zangen.
Wanneer ik 's morgens eenzaam dwaal
Richt ik naar U mijn gangen.
Ik zet mij aan Uwe oevers neer,
En droom van krijgsmansroem en eer.
En als weêr de avondscheem'ring daalt,
Richt ik naar U mijn schreden.
Bij U, die 'k van mijn jeugd af, ken,
Bij Uben 'k steeds tevreden.
'k Vlij mij dan aan Uwe oevers neer
En droom van krijgsmansroem en eer.
'k Droom dan van helden, stout en groot,
Die roemvolin 't verleden.
Eens voor 't behoud van erf en haard
Op uwe waat'ren streden.
Dan dwaalt mijn geest naar hooger sfeer,
En 'k droom van krijgsmansroem en eer.
't Is zomeravonden de zon
Daalt aan de westerkimmen.
Daar achter 't bosch, ziet men de maan
Reeds statig opwaarts klimmen.