Zou zij antwoorden? In het begin hoopte ik dit en liep tegen het uur, waarop ik wist dat de postbode kwam, telkens wanneer er gescheld werd, naar de deur; maar er kwam niets. Dat vond ik vreemd; ik had zoo gehoopt, dat zij mij op mijn mooien brief ten minste geantwoord zou hebben en nu kreeg ik niets. Ik was eerst diep ongelukkig daarover; daar lag mijn mooie plan in duigenwant zij hield zeker niet van mij anders zou zij toch wel schrijven; maar later begon ik in te zien, dat zij misschien niet kon schrijven, omdat hare ouders haar doen en laten te veel na gingen en ik was haast op weg om mij een alles behalve bekoorlijk beeld van die ouders te vormen. Zoo tusschen hoop en vrees geslingerd bracht ik vier dagen door. Toen ik den vijfden dag 'twas een Donderdag hoogst gelukkig en met duizend luchtkasteelen in het hoofd, want Jenny had mij voor het eerst na het wegzenden van den brief weer vriendelijk toegeknikt, uit school terugkomend, mijn broertje Willem naar mij toe zag vliegen en mij al uit de verte hoorde toeschreeuwen: „Zeg, daar is eene invitatie voor je van meneer en mevrouw (de naam van Jenny's ouders) om aanstaanden Dinsdag op het bal bij hen te komen." Ik weet nietwelk een gezicht ik zette 't moet zeker nog al vreemd geweest zijn want mijn broertje keek mij althans heel verwonderd aan en vroeg: of ik er dan geen plezier in had; 't zou erg prettig zijn, er kwamen zooveel jongens en meisjeshij was ook gevraagd en verheugde er zich nu al op. Ill

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1881 | | pagina 229