m-
8f
IÈ
haar gezicht eene buitengewoon vriendelijke uitdruk
king haden 's avondsals ik in mijn bed lagdan
droomde ik weer van die rare dingendan zag ik
Jenny's gezicht mij nog vriendelijker toelachen, ik
hoorde haar mij toespreken en dat.klonk zoo lief;
wij waren getrouwd en waren o, zoo gelukkig!
s Morgens vond ik het dan wel erg naar, dat van
dien droom nu eigenlijk nog niets waar was, maar
ik troostte mij met de hoop op de toekomst, die
mij zoo lachend tegenblonk, want dat Jenny veel
van mij hielddat stond nu vast.
Eindelijkeindelijk brak de langgewenschte dag
aan. Wat kropen die uren langzaam om't was
alsof er geen eind aan de school kwammaar 't
werd toch 6 uur en ik ging mij voor het bal aan-
kleeden. Maar toen ik mijn mooie pakje aan had,
toen mama nog even mijn dasje terecht schikte en
mij mijne overjas hielp aantrekken, toen kreeg ik
een gevoel als.... ja, als iemand, die aan den
voet van een hoogen berg staat en zoo graag naar
boven wil, maar tegen de moeite opziet om dien
te beklimmen. O't was een naar gevoelIk wilde
graag naar het bal en toch beklemde mij zoo iets,
zoowat bij de keel, 'k weet niet recht wat het
was; zoo iets beverigs had ik, zoo'n zekere angst,
neen, ik zou toch maar niet gaan; maar toen mama
van dit besluit geene notitie nam, mij zachtjes de
deur uitduwde een zoen gaf en zei: „veel plezier,
jongen," toen nam ik mijn broertje, dat al lang
naar buiten was geloopenbij de hand en wandelde
met een martelaarsgezicht naar Jenny's huis.
113