GOEDEN NACHT
AAN EENE VRIENDIN.
Weer is een dag verstreken,
Reeds naakt de stille nacht.
Gij kunt gerust gaan slapen
Vriendinne, goeden nacht
Dat Eng'len u bewaken
Bij 't rustbed dat u wacht,
Dat niets uw slaap verstore
Vriendinne, goeden nacht.
De bloemen bogen allen
Ter rust haar kelkjes neêr:
't Was of zij tot u spraken
„Rust ookkom morgen weêr.
Het kabbelende beekje
Zong ook een avondlied,
Geen windje rimpelt nu meer
Den spiegelgladden vliet.
Kom, leg u ook te ruste,
En sluimer zorg'loos in
En droom, aanvallig meisje,
Van Vriendschap en van Min.
122