jffö"SR. ■44 55 langs mijne kin en betastte zoodoende de waarheid dier spreuk. Die regenachtige Julimorgen werd voor mij merk waardig. Een klemmend gevoel aan mijn hals herinnerde mij aan mijn prózaïsch dasje en alzoo bemerkte ik, datin plaats van een „noeud bijoueen mastworp, gracieuselijk voltooid door een platten knoopmijn papieren boordje had vastgesjord. Na eenig gesukkel was ik gereed; ik liet mijn vriend, met wien ik eenige dagen te Brussel door bracht, stilletjes rusten; waarschijnlijk werd hij niet verontrust door scheurkalenders en weerspannige dasjes. Ik wandelde de straat, waar het hotel gelegen waseens opmet het voornemen partij te trekken van de wijze les van den papieren dagaanwijzer. Na eenig zoeken stond ik plotseling stil voor een keurig net huis met damasten gordijnenwaarboven op de spiegelruiten, in zwaar vergulde letters, stond te lezen WILLIAM GOBBY, Tail leur Ccipilla ire. Meer naar onderen stonden de karakteristieke leugens „English Spoken" en „Hier spricht man Deutsch". Nadat ik een meetbaren tijd had besteed, om tot het besef te komen dat ik met een „kapper1 te doen had, trad ik binnen. Nauwelijks had ik een voet in het huis gezet, of daar sprong (de hemel weet waaruit!) een zwart gerokte en witgedaste knecht mij tegendiebui- ggf

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1881 | | pagina 262