en vei volgde zijn weg, als ware zij hem totaal on bekend. Telkens vatte hij weer moed, keerde om, en... liep voorbij, totdat hij eindelijk voor de deur stilhield en zenuwachtig de bel overhaalde. Al da delijk had hij er berouw van, en misschien zou hij wel zijn weggeloopenals de meid niet te vlug ge opend had. Daar stond hij nu eene poos sprakeloos en be- di cmmeld tegenovei de meid wat moest hij zeggen? wie moest hij te spreken vragen? en zou hij hetwel doen? dat waren de vragen, die plotseling bij hem opkwamen. Zoo bleef hij daar staan, zonder een wooid te zeggen, tot de meid hem vroeg: „wat meneer verlangde." Toen moest hij wel antwoorden en op verlegen toon zei hij: „Wel meisje, is is de juffrouw t'huis?" Dat laatste werd natuurlijk onverstaanbaar zacht uitgesproken. De juffrouw was t'huis, mijnheer werd binnenge laten en verwelkomd door haar, maar ongelukkig vooi hem niet door haar alleen j ook Mevrouw kwam hem begroeten. Verbluft stond hij hen aan te gapen, zondei clat een enkel woord over zijne lippen kwam. Wat nu te doen? Nadat ten langen laatste de weder- zijdsche complimenten waren gewisseld, ging het gezelschap zitten en men begon over het weêr, de gezondheid en wat dies meer zij te spreken. Het gesprek wilde echter maar niet vlotten en Manus meende het tijdstip te moeten zegenenwaarop Me- viouw een oogenblikje verontschuldiging vroegwant ze had eene nieuwe meid en moest eens eventjes naar het eten gaan zien.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1881 | | pagina 292