ff ■m 175 Nu volgde een indrukwekkend oogenblikwaarin geen van beide personen een kik gaf en waarin onze Manus tot achter zijne ooren rood werd. Enfinhet moest wel, het beslissende oogenblik was eindelijk aangebrokenen met meer geestdrift dan ge van zoo'n blooden jongen zoudt vermoed hebbenviel hij plotseling uit. „Mien," en zijne roode kleur maakte op eens plaats voor het afgrijselijkste, vale wit, dat ge u kunt voorstellen, „Mien, weet ge, hoe ik mij eene vrouw zou wenschenhoe ik zou willen dat mijne vrouw er uitzag?'' En Mien, die in het begin maar half begreep, waar dat naar toe moest, keek hem ver bluft en sprakeloos aan, waardoor Manus de kluts kwijt raakteen zijne mooie van buiten geleerde declaratie geheel vergateene declaratiewaarin hij niet nalaten wilde melding te maken van al het schoone, dat hij in haar bewonderde, van de lange, zwarte wimpersdie een paar lievebruine oogen ten halve overschaduwden, van de golvende blonde lokkende ranke leest en „last not least" haar engelachtig ge moed. „Welnu Mien,'' hernam hij, „ge antwoordt me niet eensik zal het u zelf zeggenze moet er zoo uitzien, als als jij." Paf, het groote woord was er uit en nog voor Mien tijd had hem te antwoordenkwam Mevrouw hun gesprek storen. De nieuwe meid had al twee kopjes en vijf borden gebroken Dat was geen stof tot een gesprek voor van Harmeienenbevreesd een gek figuur te maken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1881 | | pagina 293