Sfc- Het kader der compagnie bestond uit: I Kapitein (Ritmeester), i Luitenant. i Cornet (2e Luitenant). 1 Kwartiermeester. 2 Trompetters (sommige compagniën hadden trommen). I Fourier. I Chirurgijn. I Hoefsmid. De bewapening bestond aanvankelijk uit de lans een pistool en een rapier (zwaard) voor de landers een lang vuurroer (karabijn of haakbus) en een zwaard voor de karabiniers. Toen men bij de infanterie de groote uitwerking van het geweervuur waarnam, geschiedde wat men ook tegenwoordig nog vaak in militaire aangelegen heden ziet gebeuren overdrijving van een goed beginsel. De infanterie had succès met haar vuur op korte afstanden wel is waar nu moest ook alle heil liggen in het vuurwapen, en ook de cava lerie moest in hoofdzaak„schieten." Dientenge volge werd het hoofdwapen der cavalerie, de lans, in 1597 afgeschaft en geheel verdrongen door de karabijn en het pistool. De aanval geschiedde in drafop 30 a 40 passen van den vijand werden de vuurwapenen op hem afgeschoten, en daarna werd met de sabel ingebroken. Van de ware kracht der cavalerieden woestenonstuimigen aanvalde „ouragon de la cavalerie," werd dus geen gebruik gemaakt. De opstelling der cavalerie was in 5 ge- te 2IO

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1881 | | pagina 328