m, de artillerie aanvankelijk slechts gemeentelijk was ingevoerd en die vuurmonden later door kooprequi- sitie of vrij willigen afstand aan het leger kwamen. Toen Maurits echter zijn aanvallenden oorlog in 1591 begon, bracht hij dat aantal verschillende kalibers terug tot 3 en wel de heele kartouw (kanon) van 48 pond (ongev. 18 cM.) Enkele malen vinden wij ook nog melding gemaakt van lichtere veldstukken van zes pond (valkonetten) en van drielingen, die 36 pond ijzer schoten. Behalve de laatsten waren al die stukken van brons. Bij de belegeringen gebruikte Maurits ook mor tieren. De geheele kartouw woog ruim 7000 pond (3500 K.G.) en werd getrokken door 31 paarden; de la ding bedroeg 20 pond kruit en de kogel bereikte wanneer het stuk onder 450 elevatie stond, een afstand van 3000 passen. De halve kartouw woog 4500 pond, werd getrok ken door 23 paarden, had eene lading van 12 pond, en gaf bij 450 elevatie eene schootsverheid van 2500 passen. De veldstukken hadden een gewicht van 3200 pondvereischten voor hunne verplaatsing eene bespanning van 11 paardenen brachten hunne projectielen, door verschillende elevatiën te bezigen °P 15°300 en 1900 passen. De mortieren wierpen granaten van 100 pond gewicht op een afstand van 600 passen; soms ook de halve het veldstuk

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1881 | | pagina 331