•m,. 216 genie. Thans terecht in alle legers en onder alle omstandigheden in hooge eere gehouden, heeft het wapen der genie een tijd doorleefd, dat het in min achting om niet te zeggen in verachting was. Toen Maurits in 1592 zijn aanvallenden oorlog be gon, zag hij de noodzakelijkheid in, vele vestingen, die nog in 's vijands handen waren, te veroveren. Hij oordeelde het raadzaam, daarbij met de kleine en gemakkelijk te nemen vestingen te beginnen en wel, in de eerste-plaats om zijne officieren en tech nische troepen te oefenen in den schans- en loop graven-arbeid maar in de tweede plaats niet minder om den tegenziji zijner troepen in sappeur- en mineur werkzaamheden te overwinnen, en hen van het nut daarvan te overtuigen. Het vooroordeeldat het voor den krijgsman vernederend was, het werk te verrichten, dat overal elders door gepreste boeren en schansdelvers werd gedaan, moest nog worden bestreden, en de Stadhouder van Friesland (Willem Lodewijk van Nassau) drukt zich in een brief aan Maurits aldus uit: „Vooral moeten die soldaten met „liberale betalinghe den arbeydt willich ghemaeckt „werdenende uytten ingewortelden irdom gebracht, „van sich te schamen des schansens ende des „gravens." Eerst herhaalde goede resultaten brachten de sol- daten er toezich bij het beleg van Steenwijk niet te storen aan de schampere woorden des vijands die hen van de wallen toeriep „dat sy sich selfs „van krijghsluyden tot boeren maecktenende in „plaetse van spiessen de schuppen ghebruyckten."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1881 | | pagina 334