NEDERLANDSCH OOST-INDISCH LEGER.
Lxxxvn
Onder de dienstdoende schutters zijn er 10974 die vroeger ge.
diend hebben, en wel 875 als onderoff. of korp.; bij de rustende
17942, waarvan 470 als onderoff. of korp.
Sterkte van de Landmacht op i Juli 1880.
Volgens bovenstaande getallen (die betreffende
staand leger en militie zijn getrokken uit de sterkte
staten voor de oorlogsbegrooting 1881) bedroeg de
sterkte op 1 Juli 1880:
1699 officieren en 533°7 onderofficieren en min
deren de eerste ban van de dienstdoende schutterij
593 officieren en 4I432 onderofficieren en minderen.
In de ontwerp-reorganisatie is de sterkte van de
wapens en dienstvakken op oorlogsvoet met inbegrip
van kader en vrijwilligers gebracht op ongeveer:
Inf. 41000, Cav. 2300, bereden Art. 4000 met 120
stukken veldgeschut, Vesting-Art. 8000, Pont. 580,
Torp. 480, Mineurs en Sappeurs 1450, Hospitaalsold.
750, en Trein 2800 man. Te zamen 1927 officieren
en 61360 man.
Gouverneur Generaal van Ned. Indië en opperbevel
hebber van de in Ned. Indië aanwezige land- en zee
macht Zijne Excellentie de heer F. 's Jacob.
Legercommandant: Luit.-Gen. H. G. Boumeester.
Adjudant: G. de Wijs, Kap. bij den Generalen Staf
a. Organieke formatie van 1853. b. Feitelijke
formatie zonder de uitbreiding voor of tengevolge
van Atjeh en c. Sterkte op 1 Januari 1880.
a en b overgenomen uit het Indisch Militair Tijdschrift 1 ie Jaar-
gang N° 8, c uit het Koloniaal Verslag van 1880.