CXVI
reikt en het kamp in het gezicht was. Daar aangekomen,
zocht ieder zijn tent op en bracht de woonplaats, waarin
hij een maand vertoeven zou, zooveel mogelijk in den
meest gewenschten toestand. Wat het weder aangaat,
dit liet zich dien eersten dag zeer gunstig aanzien; alleen
was misschien de warmte wat heviger dan menigeen het
wenschtemaar allen verkozen die warmte boven een
begroeting in het kamp door een plasregen. Ook daar
van bleven echter de kampeerenden niet geheel vrij, want
nu en dan kwamen hevige regens, soms vergezeld van
donderbuien, de heide in een moeras herscheppen. Maar
dan brak ook weldra de zon weer door, waardoor altijd
de invloed van den regen tot enkele dagen beperkt werd.
Bovendien hielden de tenten zich goed en leverden zij
voldoende beschutting tegen het hemelwater, zoodat dit
laatste alleen de werkzaamheden beperkte, waar de ar
beiders natuurlijk niet rouwig om waren; want al vormden
de bezigheden een gunstig contrast met het voortdurende
studeeren van den laatsten tijd, de mensch, en dus ook
de Cadet, is nu eenmaal van nature lui. Een schaduwzijde
van den regen was, dat hij meestal viel op dagenwaarop
hij het minst wenschelijk was. Zulk een dag was b. v. de
i8e Juni. Op dien datum zou de muziek van het 6e
Regiment Infanterie in het kamp een concert geven.
Hevige regen- en onweersbuien bedierven echter het ge-
heele feest, en onvoldaan moesten de bezoekers huiswaarts
keeren. Een tweede concert, op den 2511 Juni, werd
met even ongunstigen uitslag bekroond.
Tusschen die twee data hadden de kampeerenden
een gewichtigen dag beleefd, voor velen een dag van
vreugde, voor sommigen, helaas, een ongeluksdag. Den