f-
^>--4
CXVIII
voorbij het kamp stoomden. Daarna ging alles weder
zijn gewonen gang. Van concerten en dergelijken was
echter geen sprake meer; en toen den 711 Juli ook de
overige Cadetten van het 4e studiejaar vertrokken en
slechts een veertigtal in het kamp achterbleef, was het
duidelijk dat het einde van den kamptijd naderde.
Ook nu weer gingen de achter'blijvenden tot aan den
Driesprong'mede. Was de vorige maal het afscheid
hartelijk geweest, thans scheen er geen einde te zullen
komen aan de handdrukken en afscheidswoorden. Zoo
lang mogelijk wuifden de twee troepen elkander toe
totdat een kromming van den weg ze aan elkanders oog
onttrok. Weder werd den volgenden dag van uit het
kamp den vertrekkenden in den trein een laatst vaarwel
toegebracht.
Menigeen, die in het kamp achterbleef, vreesde dat,
na het vertrek van zoovelen, de laatste week wel de
ongezelligste zou zijn. De uitkomst bewees echter
het tegendeel. Reeds de dag, waarop de Cadetten van
het 4e studiejaar hun laatst vaarwel aan het kamp hadden
toegeroepen, was voor velen een feestdag. Den 8n Juli
toch werden, te rekenen van den 15", de Cadet-Korpo
raals J. Burger, H. C. Dinet, R. Dufour, M. C. Fauël
G. A. van Haeften, Jhr. J. van Heemskerck van Beest
A. L. Hesta, G. E. Hoffmann, K. van der Maaten, S
C. Meerdink, J. P. Michielsen, Th. A. de Neve, J. C
ten Noever de BrauwR. G. B. van Overveldt, J. C. C
PeereboomC. C. PetriJ. C. M. Pompe en W. B. S. Reede
bevorderd tot Cadet-Sergeant. En dat ook de volgende
dagen geen dagen van verveling waren, kunnen »Bink"
en »het Zwaantje" getuigen.