f-
8
De hulde, op dien dag door den hoogleeraar Bosscha
den Ontslapene gebracht, en bij het veertigjarig bestaan
Dr Wap herhaald, vinde ook hier gedeeltelijk eene plaats,
opdat het tegenwoordig levende geslacht erkennen moge,
welken dank het den betreurden Doode verschuldigd is,
en hoe de toen uitgesproken verwachting bewaarheid is:
„Wij brengen U, Prins, onze dankerkentenis voor de
daarstelling eener Inrichting, die de veiligheid, het
aanzien en den roem van ons vaderland vermeerderen
„en verzekeren zal.
„Nutteloos woordverspillen zou het zijn, Doorluchtige
„Prins, onze Academie aan Uwe voortdurende belang
stelling, en onze werkzaamheden aan Uwe ondersteuning
„en aanmoediging aan te bevelen. Uw onvermoeide
„ijver voor de belangen onzer krijgsmacht wordt door
„het leger erkend, en ook wij mochten dien nu reeds
„ondervinden.Er blijft ons dus niets anders over, dan
„te wenschen, dat het den Hemel behage moge, U lang
„de heilrijkste vruchten van deze nieuwe Stichting te
„doen aanschouwen; en, wanneer het nageslacht eenmaal
„de regeering van Uwen Hoogstgeëerbiedigden Vader
„onder de luisterrijkste tijdperken onzer geschiedenis
„opnoemt, dat het dan ook rechtvaardig genoeg zij, om
„de stichting dezer Koninklijke Militaire Academie op
„haren rechten prijs te schatten, en de verplichting te
„erkennen, die het daardoor aan Uwe zorgen verschul
digd is."
Den 8sten April 1849 werd wijlen Z. K. H. Prins
Frederik door Z. M. den Koning o. a. belast met het
oppertoezicht over de Koninklijke Militaire Academie,
der Academie „als nog van volkomene toepassing" door