9
een opdracht, die Hij Zijner waardig vervulde; en al
werd den Prins den 28sten Juni 1868 op Zijn verzoek
eervol ontslag als zoodanig verleend, toch bleef Hij een
Vriend van de Academie, en wij zijn er trotsch op, dat
wij Hem zoo hebben mogen blijven noemen, tot de dood
ook Zijn dierbaar leven niet spaarde.
Het vijf-en-twintigjarig bestaan der Academie werd wel
niet opgeluisterd door de tegenwoordigheid van den
geliefden Vorst, maar niettemin werd de edele Prins
menigmaal herdacht, als staande in nauwe betrekking
tot de Academie. Nu nog hebben wij daarvan de zicht
bare bewijzen in het gedenkteeken„door de Burgerij
van Breda der Koninklijke Militaire Academie aangeboden",
dat tot heden toe in onze receptiezaal prijkt, en waarop
o.a. ook hulde wordt gebracht aan den Beschermheer, Die
door den Waalschen predikant James in een te dier tijde
gehouden feestrede naar waarheid geschetst werd als
„l'auguste Prince Fre'déric, aussi vénéré pour ses vertus
privées que pour ses talents militaires."
Ook bij het derde Academiefeest, gevierd op den
24sten November 1868, ontbrak de beminde Grijsaard;
maar dat Hij niet vergeten werd, getuigen de dichterlijke
ontboezeming, door den oud-hoogleeraar J. Badon Ghyben
voor die gelegenheid vervaardigden de woordendoor den
feestredenaar op dien dag uitgesproken, welke hier een
plaats mogen vinden: „Maar driewerf gelukkig, ja, leeft
nog in ons midden de grijze, krachtige Vorst, Oranje's
roem en eer, Prins Frederik der Nederlanden, de Inwijder,
en gedurig de sterke steun der door Hem grootendeels
geschapen stichting, aan de wetenschappelijke vorming
van den krijgsman gewijd."