f-
-dk
17
mensch thans een biefstuk noemt(Nillis zit schijnbaar zeer
aandachtig te luisteren) Gijlichaam van eene eenmaal
alles optillendealles etende, steeds zwemmende, rijdende,
gymnastiseerende en vechtende menschensoortwaarom
ontvlood U de ziele!"" (Van tijd tot tijd vallen Nillis'
oogleden dicht) Waarom is het U niet gegeven als
wandelend voorbeeld in ons midden te verschijnen Gij
zoudet Ons het ware, het grootste (sic) geluk aanbrengen.
Voor Uwe g 0 denver leidendeNero-vermurwende longen-
gymnastiek zou een telephoon wijken! Vlammenschijn
sels in mijn duister leven, Uw aanblik alleen zou mij
leiden tot zelfverachtingHet granietblok, den tijd
trots eer endewas eenmaal de eerezuil, waarin Gij Uw
poëtisch machtwoordin spijkerschrift gehuld, beiteldet;
en thansthans drukt voor mij eene geverfde ijzeren
machinerie met verbleekend vocht mijne krachtelooze
gedachten met vormlooze typen op vergankelijk papier
In U heb ik het beeld van een beter leven gevonden.
Wees gegroet! (Onder den indruk van dit abracadabra
is Nillis onder zeil geraakt)
tot het echte zuivere,
glasheldere, allerreinste begrip!!!Ik heb gezegd
(Deze woorden, in climax uitgesproken, doen Nillis
ontwaken als uit een droom.)
De redevoering was uitgesproken. Somber en zwijgend
ging het gezelschap uiteen, vervuld van zooveel geestdrift
bij zulk een geleerd, godvruchtig man. Ook onze Nillis
keerde huiswaarts, onder den indruk van twee zaken:
i° van het gedeelte hetwelk hij gehoord had en 20 van
M. 2