REINIER GLAESSENS. De strijd heeft uitgewoed slechts Claessens houdt nog [stand Doch 't is geen strijden meer; het groote en kleine want Door schot op schot geraakt, hangt ordeloos aan flarden; Het is een enkle klomp, de ark dier zeebayarden. t Zijn splinters, anders niet, op 't bovendek verspreid, En plassen, stollend bloed, ten teeken van den stiijd. De kisten zijn aan stuk, waarin de kogels lagen. De brommende kartouw, waaruit de donderslagen In 't wreede oorlogspel elkander hijgend volgen Heeft uitgebromd. De strijd, zooeven nog verbolgen, Bedenkt zich als het ware, om heviger te ontbranden. Men neemt die rust tebaat, om hier en daar verbanden Te leggen, dooden weg te ruimen, bussen na te zien, Om straks nog beter weer- en tegenstand te bien. Men ruimt de splinters op en tracht te kalefaatren, Men stopt de lekken dicht, waarin de zoute waatren Met dof gemurmel drongen. Het noodige is hersteld; nog duurt de stilte voort, Als was de Spanjaard bang, het overblijvend boord, De fel benarde romp, nog verder te bespringen. Aan 't Hollandsch boord knielt Claessens, niet tot handen wringen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1882 | | pagina 162