39
Dikwijls vertoonde zich echter een donker wolkje aan
den helderen hemel van de tooverwereld, waarin zich de
geest van den heer Stoffel tegenwoordig niet zelden
bewoog; dat wolkje werd somwijlen zoo groot, dat het
azuren uitspansel er geheel door bedekt werd, waardoor
het in de wonderwereld dan zoo duister werd, dat alle
bekoorlijkheden voor de oogen van onzen vriend verdwe
nen en deze alleen hunne donkere schaduwen achterlieten.
Dat wolkje ontstond onwillekeurig als hij aan zijn fortuin
dacht, dat voornamelijk met opoffering van vele levensge
nietingen was bijeengegaard, en nu wellicht in korten tijd
aan zijn huwelijk zou opgeofferd worden.
Dat kapitaal tegen alle aanvallen te verzekeren, was
een vraagstuk, waarvan de oplossing hem niet vlug van
de hand ging.
Op zekeren nacht, dat zijne hersenen zich weder met
dit vraagstuk bezighielden, en hij reeds verscheidene ma
len zoowel den hemel als de zijkanten van zijn bed aan
dachtig beschouwd had, scheen plotseling een grootsch
plan in zijn brein op te komen hij zou een vrouw
trouwen, die zooveel geld mede ten huwelijk bracht, dat
ze van de rente zou kunnen leven zoodoende zou ze
hem geen cent kosten.
Na dit uiterst practisch voornemen eens overwogen te
hebbenkwam hij tot het besluit dat dit geene onoverko
melijke hinderpalen met zich voeren kon; daarna vlijde
hij zich weer in de kussens, en sliep verder ongestoord
tot den morgendroomende van het geluk van het huwe
lijksleven en zware geldkisten.
Den volgenden dag stond het plan van den heer Stoffel
dus vast: hij zou gaan trouwen.