53
dacht, schelde en zond den binnenkomenden knecht naar
zijne dochter met eene uitnoodiging beneden te komen.
Eenige oogenblikken bewaarden beide mannen het stil
zwijgen; onze notaris mompelde in zich zelf: »de zaak
gaat goed, het gaat, het gaat!»
Op eens werd het stilzwijgen verbroken door de woor
den: »Kent gij dien heer?»
Stoffel zag om en aanschouwde een jong meisje, dat
hem verbaasd en glimlachend aanzag.
Hij wist niet, of hij waakte of droomde.
»Neen, Pa,» antwoordde zij.
»Neem mij niet kwalijk, maar ik bedoelde eigenlijk uwe
oudste dochter Amalia.»
Vader en dochter keken elkaar aan en barstten in een
schaterlach uit.
Het was nu de beurt van den heer Stoffel om verbaasd
rond te kijken. Eensklaps kreeg hij een inval.
Verontwaardigd stak hij zijne rechterhaud in zijn jas
zak en haalde het antwoord op zijne advertentie voor
den dag, dat hij den heer Zonnebloem voorhield.
Nauwelijks had deze het merkwaardig briefje gelezen en
de onderteekening gezienof hij begreep het raadselachtige
ten volle.
Mijnheer,» zeidehij tot Stoffel »het spijt mij, onwille
keurig bekend te zijn geworden met geheimen, die mij niet
aangaan, maar de heerGouDKALF woont hiernaast; toch zou
ik u aanraden, alvorens gij u daarheen begeeft, eenige infor-
matiën aangaande uwe toekomstige echtgenoote in te winnen.»
Stoffel antwoordde niet; schaamte en spijt teekenden
zich op zijn gelaat, en de heer Zonnebloem, die medelij
den met zijn toestand begon te krijgen, schelde, en ver
zocht zijn bediende den notaris uit te laten. Na eene