T
54
onhandige buiging verilet deze de kamer, die hij zoo vol
hoop en zoete verwachtingen was binnengetreden.
Het scheen of het geluk zich totaal van hem zou af
wenden, want zijne haast, om het huis, waar hij een zoo
bespottelijk figuur gemaakt had, te verlaten, was zoo groot,
dat hij niet bespeurde, dat de stoep van het huis en de
straatweg niet gelijkvloers waren; hij maakte dus eene
kleine buitelingwaarbij zijn linkervoet verdwaald geraakte
in een straatgoot en er geheel beslijkt uit te voorschijn kwam.
»Ook dat nog!" zuchtte de heer Stoffel.
Een snerpend gelach beantwoordde deze verzuchting,
en omziende, ontwaarde hij twee straatjongens, die zich
over zijn ongeluk bijster schenen te amuseeren.
In dezen toestand voor den vader van Amalia verschij
nen, dat ging niethet hótel scheen zijn eenig toevluchts
oord en in de hoop de blikken der voorbijgangers te ontgaan
nam hij den terugweg aan.
Hij had echter buiten de straatbengels gerekend, want
deze schenen zulk een levendig belang in Stoffel te stellen
dat zij hem op den voet volgden.
Nauwelijks hadden zij het hoofddeksel van onzen held
oplettend beschouwd, of er scheen aan hun gelach geen
einde te komen, terwijl hij door hun geschreeuw van
Hoed, Hoedook de opmerkzaamheid der voorbijgangers
trok, die met een medelijdend lachje Stoffel naoogden.
Eindelijk had deze zijn hótel bereikt; hij vloog meer
dan hij liep de trappen op naar zijne kamer, waar hij uit
geput op een stoel viel.
In de eerste minuten was het hem onmogelijk geregeld
te denken; daarna kwamen de gebeurtenissen van den
vorigen avond weder in zijn geheugen, en hij vroeg zich