61 kige ziel onder koude gebukt gaat, hoe hij gebrek lijdt in den winter. Er ligt iets onrustigs in dien blik, iets wijfelends in dien gang. Nu eens staat hij stil en kijkt hij angstig om zich heen, dan weer vervolgt hij zijn moeilijken tocht. Doch neen, hij keert om, blijft staan, denkt naen gaat dan weer verder. Nu loopt hij langzaam, dan versnelt hij zijne schreden; uit al zijne handelingen is duidelijk te bemerken, dat er een verschrikkelijken tweestrijd in dien verkleumden boezem woedt. Plechtig, als om het indrukwekkende van dit schouw spel nog te verhoogen, laat zich eensklaps van uit den hoo- gen toren het daverend klokgelui hooren, dat door den wind wordt voortgedragen tot verre, verre van hier en dat de vrome menigte ter kerke roept op dezen ernstigen avond. Ook die stumperd daar, ook hij verneemt de oproe ping tot het gebed, en als aan den grond vastgenageld blijft hij een oogenblik bewegingloos staan. Nogmaals. zal hij teruggaan?Neen, wederom verwerpt hij zijn pas genomen besluiten, als om het verlorene in te halen, zet hij steeds sneller zijn weg voort. Bij dien bakkerswinkelvertraagt hij opnieuw zijn gang en uit al zijne gebaren blijkt hoe heviger steeds de on rust in zijn binnenste woelt. Nog eens angstvallig om gekeken, voorzichtiger dan ooit zijne voeten neergezet, dan gebuktnog één oogenblikhij heeft den knop der winkeldeur in de sidderende hand daar gaat zij open, eno God! hij is een dief! Achheeft de misdaad dan gezegevierdbleef zij meester van het strijdperk!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1882 | | pagina 191