78 voorraad voorzien en aan de knoop, waar hij zich ge woonlijk bevond, opgehangen. Op de teenen sloop ik het huis uit en kwam in den fraaien tuin. Maar niet de kunstig aangelegde paden, niet de vaardig geleide boomen en heesters, niet de witte marmeren tuinbeelden trokken mij aanik wilde naar buiten in het vrije veld, in de ruime lucht; ik wilde zijn, waar ik de natuur vond. Ik ontsloot het tuinhek, en betrad het nauwe paadje dat mij naar de 'akkers en weiden voerde en zich in de korenvelden verloor. De zon was nog niet o|phet was nog halfduisteron bestemd en vormloos teekenden zich de omtrekken van het verwijderde bosch tegen den lichteren achtergrond van den hemel af. De sterren waren reeds gevlucht voor de naderende dagvorstin, die zij van hare hooge standplaats konden zien aankomen. De korenvelden vormden als het ware een bewegelijk, grauw tapijt, dat zich aan beide zijden van den weg uit breidde. Een zacht windje bewoog het graan en suisde door de bladeren der boomen van het kleine boschen het geruisch was als de zucht van vele onzichtbare geesten, die sliepen in de halmen en het loover. De wind voerde de blauwe rookwolkjes, die uit mijne pijp opstegen, met zich mede en dreef ze uit elkaar, en nam elk deeltje mede naar verre gewesten, en omhoog, waar geen mensch ooit kwam. Het was me, als rees ik mede met die teedere stofdeel tjesals had ik mij losgemaakt van de aarde en hare zor gen; onbewust van mijn bestaan zweefde mijn geest om-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1882 | | pagina 208