r j pen staken, en de ontbloote beenen, die onder het korte j rokje uitkwamen, verminderden niets aan het bevallige der verschijning; integendeel, zij vermeerderden het door i dezen eenvoud. Op hare schouders droeg het meisje een juk, waaraan twee blankgeschuurde, koperen emmers hingen, die weldra i zouden gevuld worden met de reine, witte melk. Een eind van de ketting, waarmede de emmers aan i het juk bevestigd waren, hing af, en sloeg bij elke schrede j tegen de vaten aan, en begeleidde met een vroolijk tjing- j tjang het gezang der melkmaagd. Een vroolijk «goêmorgen» onderbrak het liedje, toen ik j haar voorbijging, en die groet was mij meer waard, dan alle j andere van rijk gekleede dames en heeren; die groet was oprecht en kwam uit het hart. Weldra werden weiden en velden bevolkt. Zeisen en j sikkels schitterden in de zon; veelstemmige liederen ver vingen de stilte. Achter mij klonk het rollen der wagens, i die hunne vracht kwamen halen, en vroolijk klonk het I «tju-tju» van den voerman, die het forsche weldoorvoede i paard met zijn geroep tot meerderen spoed aandreef, al- j hoewel dit misschien minder noodig was. Als vroolijk gelach klonk het gerinkel der bellen van I het roode vliegennet, als het paard den kop schudde, om j de lastige, gonzende vliegen te verjagen. Zoo was dan alles op aarde ontwaakt voor een nieu- wen dag, voor nieuwen arbeid, voor nieuwe zorgen. Maar j blijdschap woonde in vele harten, en deed velen werken i en zingen met lust. j Annazus. t i

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1882 | | pagina 212