y- 106 te trachten het gestelde alternatief te ontwijken, en den kapitein integendeel te bewijzen, dat men met zijne neus in de boeken kon zitten en toch den dienst niet op zijn beloop laten. In den grond had kapitein Gérard misschien niet zoo geheel ongelijk; alleen, 't werd meestal niet zoo «cru» en onbewimpeld uitgesproken. Van nu af ontstond tusschen Karei en zijn kapitein een zonderlinge strijd, die twee volle jaren duurde, van beide zijden met den grootsten ernst werd gevoerd, maar waarbij het doel van den strijd door beide partijen met een diep stilzwijgen werd behandeld. Van de eene zijde een voortdurend streven, den inférieur te betrappen op kleine of groote fouten en verzuimen, waarvoor hij dan straf beliep; eene veelvuldige herhaling van dergelijke straffen moest zonder twijfel tot verwijdering van den cursus leiden, want het reglement sprak duidelijk uit: de toekomstige officieren moeten zijn dienstijverig en van goed gedrag. Daar veel straf het tegendeel bewees, lag de conclusie voor de hand. Van den anderen kant was het pogen: blijven buiten alles, wat maar in de verste verte aanleiding tot conflicten met den lastigen chef leiden kon; het aanwenden van wanhopige pogingen, om in volkomene orde te houden alles, wat aan de verantwoor delijkheid van den onderofficier raken kon; bij dat alles zooveel mogelijk de studie bij te houden. Wellicht is 't niet zoo duidelijk, dat het voor een onder officier zoo moeielijk was buiten straf te blijven; het spreekt van zelf dat men niet beginnen moest met op zettelijke verzuimen, als: te laat thuis komen, mankeeren in dienst, plichtverzuim op de wacht of iets van dien aard. Maar kapitein Gérard had zekere eigenaardige liefelijk-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1882 | | pagina 236