r 118 zijne moeder te huis was, behoefte aan een ander vrouwen gezicht te ontmoeten dan dat der statige gezelschapjuffer, die na den dood zijns vaders op het kasteel vertoefde. En Mieke was schoon en frisch en lieftallig, en nu reeds had de jongeling oogenblikken, dat hem de stijve lachjes en het pianogetokkel der freules van de naburige buiten plaatsen begonnen te vervelen. Dat hij na de eerste ken nismaking reeds het meisje vast aan zich geketend had, streelde zijne eigenliefde, terwijl hij (o, dwaaszich met een Faust ging vergelijken. (Hoe had hij Goethe begrepen!) Zijne bezoeken werden dikwijls, te dikwijls helaas her haald, en het lieve boerenkind begon zich reeds groote illusiën te scheppen van de trouw en liefde des jonkers, zoodat zij er weldra in slaagde, hare vroegere genegenheid voor Teunis te vervangen door een vurigen hartstocht van den jongen edelman. Was het wonder, dat zij, verblind door schoone beloften, met hare onbekendheid met de wereld, zich liet mede voeren door zijne omtembare zucht naar genot? Toen hij te ver gegaan was en het geluk van Mieke voor altijd verwoest had, deed eensklaps het verschil in stand, dat hem vroeger nooit verhinderd had haar te omarmen, voor haar te knielen, hem terugdeinzen, haar tot zijne vrouw te verheffen. Hoewel hij met wellust de welriekende geuren had genoten, trad hij terug uit het perk met viooltjes, na die teedere bloempjes met zijne ridder laarzenvertrapt te hebben. De bloemen waren hem te gemeen geworden. Ach, waren het slechts rozen of camelia's geweest! Eenige jaren verliepen. Weer zien we voor hetzelfde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1882 | | pagina 248