ii9 vensterke eene vrouw zitten: het is Mieke. De frissche kleur van hare wangen is geweken, hare oogen staan dof en droevigIs zij moeder? Men zou het welhaast zeggen, te zien aan den kleinen blonden knaap, die op haren schoot zit, en kraait van pret, als hij tegen de glazen, tikt, zoo dikwerf als een vogeltje zich voor het raam durft vertoonen. En Teunishad niet langer rust kunnen vinden op het dorpje, toen de ontrouw van Mieke hem had ge troffen. Half razend van smart, had hij dienst genomen en was voor vijf jaar naar Indië vertrokken. Gaan we nogmaals een tijd, en nu van een vijftal jaren vluchtig voorbij, om niet te behoeven te spreken van het nameloos lijden van Mieke, welke aan eene slepende tering wegkwijnde en eindelijk ten grave daalde. Haar gevoelig hart, haar teer lichaam hadden de ver achting, die de dorpsbewoners, hare vriendinnen, ja zelfs hare verwanten haar sinds dien tijd toedroegen, niet kunnen verduren. Nimmer zou zij meer aan het vensterke zitten. Maar toen haar grijze vader en hare broeders weenend aan de groeve stonden en zij de kuil zoo diep, de aarde zoo kil vonden, vergaten zij bij de herinnering aan al het goede en beminnenswaardige der jeugdige doode, hare vroegere zwakheid. Een man, in de kracht van het leven, treedt het dorp binnen, met den stok in de hand en met de kenteekenen van een vermoeienden marsch op het gelaat. We her kennen in hem zonder veel moeite, Teunis. Waarom

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1882 | | pagina 249