-<$k
123
Maar helaas! nog knielen velen,
Onder 't slaafsche priesterjuk,
'k Hoop dat eens de tijd zal komen,
Dat daarvoor zich niemand buk'.
»Rukt U uit de onwetenheid,
Als Gij waarlijk menschen zijt!"
Vrijheid, blijheid!" vragen wij
Zonder priesterheerschappij.
Vrijheid, vrijheid in den godsdienst!
Vrijheid in het Staatsbestuur!
Vrijheid, blijheid in ons leven,
Vrijheid in ons stervensuur!
Vrijheid ja op eiken gang:
Wilt ge een man zijnduld geen dwang.
Nogmaals: Vrijheid eischen wij,
Wars van elke dwinglandij.
Maar de Vrijheid geeft geen vrijheid
Om te nemen andrer goed;
Niet het moorden van zijn naasten,
't Storten van onschuldig bloed
Geeft de ware vrijheid hier;
Neen 't verlaagt den mensch tot dier!
Geen Commune willen wij
•»Ieders eigendom blijd vrij!"
i> Hij, die waarlijk vrij wil wezen
Moet een slaaf der wetten zijn
En niet and'rer vrijheid rooven
Onderscheidt het »mijn" van 't sdijn!»
Cicero.