HET VOORJAAR.
I2Ó
Ha, het voorjaar is gekomen
Met zijn rijkdom, met zijn pracht;
Wat kon ik er naar verlangen,
Wat heb er op gewacht.
Ha, ik laat mijn blikken dwalen
Over bloesem, bloem en blad,
Om hen daarna toe te roepen:
Steeds heb ik u lief gehad.
Blijde lied'ren moet gij zingen
En vergeten smart en pijn
Juichen moet gij met de voog'len,
Die nu immer vroolijk zijn.
Weldra is die tijd van vreugde
En van vroolijkheid voorbij
Blijft dus in deez oogenblikken
Altijd vergenoegd en blij.
Aldus gaat het ook in 't leven,
Vrienden, o, denkt daar toch aan,
Ook des levens lentedagen
Zullen weldra henen gaan.