136
Herinneringen uit mijn dagboek.
't Was de aftochtroffel van de trom,
Die u mijn oog onttrok
De twee broeders voor Bommel
De roffel voor twaalf uur gaat; de les is geëindigd.
Nu fluks naar boven, om mij gereed te maken voor het
tweede ontbijtHet behoeft niet. Het zoekend oog
van den sergeant-majoor der compagnie heeft mij alras
ontdekt, en op eenigen afstand roept hijjonker
wil u meegaan, u heeft provoost". Hoeveel majoor?"
«Twee dagen." jEn geen arrest?" «Neen." Wat? Wie
provoost." Waarvoor? Voor wien? Al weer in de doos!
Dit zijn allen zijn vragen en uitroepen, die de persoon in
kwestie niet of slechts gedeeltelijk beantwoordt,
Want de slag, hoewel verwacht,
Heeft hem van zijn stuk gebracht,
Spoedig ga ik van den majoor naar den luitenant van
piket, van deze naar den sergeant der wacht en ver
volgens met laatstgenoemde naar boven.
Bonjour", «amuseer je", «houd je goed" en meer derge
lijke groeten en wenschen vergezellen mij op mijn weg naar
hoogere sfeeren. Een oogenblik later bevind ik mij in
mijn tijdelijke woning.
Die te beschrijven, is eigenlijk de moeite niet waard:
een vertrek, nog geen vier pas lang en breed en een