r
139
met de Nederlandsche Leeuw" of met brevetten, waarin
met lof hun belangrijke krijgsverrichtingen werden vermeld.
Lezer, wellicht denkt ge nu, dat ik, vrij pedant, het
volgende besluit trekdie mannen waren als cadet berucht
en als officier beroemd, misschien word ik hen gelijk.
Zoo ge dit veronderstelt, hebt ge het echter mis; de
stellingdie ik er uit afleidis eenigszins anders en wel
die mannen, als cadet ongunstig aangeschreven, wegens
hun onbuigzamen wil, wisten bij tijds dien wil te be-
heerschen en werden later, juist door hun groote wilskracht,
goede officieren. Hen hierin na te volgen, zal dan ook
mijn streven zijn; wellicht word ik dan nog een goed
officier.
Met het ontcijferen van al die namen zijn ruim twee
uren verstreken, en weldra wordt mij het middageten
gebracht. Hieraan wordt door mij de meest mogelijke tijd en
zorg besteed, terwijl het eten mij beter toeschijnt dan 's mid
dags aan tafel. Nadat de overblijfselen van mijn middagmaal
zijn weggehaald, komt het minst aangename gedeelte van
mijn straftijd aande avond. Het is een regenachtige dag
in de eerste helft van Maart en tegen 5 uur begint het
reeds in mijn hokje te schemeren. Tevens wordt het koud
in mijn verblijf, welke temperatuurverlaging ik door
lichaamsoefeningen tracht te verdrijven. Ik maak de spring-
ruimte zoo groot mogelijk, plaats tafel en bank op de
brits en spring, tot ik geheel vermoeid ga zitten. Hoe
jammer lezer, dat ge mij onder dat springen niet
kondet gadeslaan. Me dunkt, het moet een aardig
schouwspel opleveren, een cadet in een getralied hokje,
die zich door springen tracht te verwarmen.
Intüsschen is het donker geworden. Waarmede zal ik