169 hun oom ware krijgmansdeugdendaarom verloren de aanstaande officieren die beide eigenschappen niet uit het oog. Edochhun groote geestdrift voor de schoonen was eenigszins getemperd; kalm en gelaten in stede van hartstochtelijk gingen zij verder. Daar klonk eensklaps van achter de vóór hen gelegen boschjes een gil, niet gelijk aan de vroolijke kreten van zoo straks, maar vol angst en schrik; twee diergelijke uitroepen uit andere kelen volgden, waarop een geroep van s-helphelp!" onze helden, alsof het afgesproken warebeiden deed opspringen en de brug over de Heibeek oversnellen. Het was duidelijk, dat de drie meisjes van zooeven in nood verkeerden. Een minimum van tijd bracht ?de ridders? aan den boschrand, waarin de meisjes verdwenen waren. Daar zagen zij een van de schoonen tot aan het hoofd in de Heibeek ondergedompeld, die hier een ruimen inham aan haar oevers had gevormd. Een der twee andere vriendinnen deed vergeefsche pogingen, om haar speel- genoote uit haar benarde positie te verlossendoch door dien zwakken arm kon de drenkelinge niet uit het water getrokken worden. De derde van het drietal snelde »het reddende engeltje? van op eenige passen afstand te hulp. Dat was een gelegenheid voor Ferdinand, om zijn flinken zeemansaard te toonen. Hij schoot de drenkelinge te hulp en ontmoette daarbij een dankbaren blik uit de schoone oogen der brunette, die vergeefs getracht had hare vriendin te redden. Ongelukkig liet zij de drenkelinge te vroeg los, die daarop in de diepte verdween. Vreeselijke uitroepen van schrik en ontsteltenis volgden. Ferdinand echter, begrijpende, dat hier gehandeld moest

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1882 | | pagina 299