&- xc zoodanigen werkkring worden geplaatst, als de belangen van den dienst zullen vorderen. Een tweede verdeeling van het Rijk betreft die in acht verdedigingstellingen, elk een deel bevattende van het vestingstelsel en eenige niet versterkte plaatsen, waarin zich de noodige magazijnen van Artillerie- en Geniemateriëel bevinden. In elke stelling bevindt zich een Artillerie- en Genie commandant. Deze staan in tijd van vrede respectievelijk onmiddellijk onder de bevelen van den commandant der Vesting-Artillerie en den inspecteur der Genie. In tijd van oorlog of bij mobilisatie kan de Artillerie- (Genie-) comman dant onder de onmiddellijke bevelen van den minister van oorlog als algemeen commandant van de stelling optreden. Tot de ie stelling standplaats Utrecht, behoort de Nieuwe Hollandsche Waterlinie, van het fort aan de Klop tot aan de Lek. Tot de 2e stelling, standplaats Naarden, de Nieuwe Hollandsche Waterlinie, van de Zuiderzee tot het fort aan de Klop. Tot de 3e stelling, standplaats Gorinchem, de Nieuwe Hollandsche Waterlinie, van de Lek tot de Merwede door het land van Altena tot de Nieuwe Merwede. Tot de 4e stelling, standplaats Zwolle, de stelling van de Geldersche Vallei met die in de Nederbetuwe en de werken tot dekking van rivierovergangen en opname van troepen aan den IJsel. Tot de 5e stelling, standplaats Dordrecht, de stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak en de stelling van de monden van de Maas en van het Haringvliet, benevens de werken aan de Wester Schelde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1882 | | pagina 96